De validiteit van de toets als meetinstrument in het opbrengstenmodel van de inspectie

We hebben al gezien dat de toets eigenlijk niet meet wat kinderen geleerd hebben, want daar is hij niet voor bedoeld. Toch worden de toetsresultaten door de inspectie gebruikt om een uitspraak te doen over de leeropbrengsten die scholen realiseren. In dat opbrengstenmodel is nog een ander groot probleem, namelijk dat ook de scholen worden beoordeeld aan de hand van een landelijk gemiddelde.  De inspectie gaat uit van een drie aannames:

  1. het landelijk gemiddelde is een betrouwbare norm voor de prestaties van de scholen
  2. de samenstelling van groep 8 is een afspiegeling van de schoolpopulatie.
  3. de gemiddelde prestatie van een school op drie achtereenvolgende groepen acht is een betrouwbare indicator voor de totale prestaties van de school

Alle drie deze aannames zijn aanvechtbaar.

Representativiteit groep 8 voor schoolprestaties op het niveau van het landelijk gemiddelde

De meeste basisscholen in Nederland (gemiddelde grootte 240 kinderen) hebben maar één groep acht van ongeveer 26 kinderen. Door ervan uit te gaan dat deze groep van gemiddeld 26 kinderen precies zo zou moeten presteren als de totale toetspopulatie maakt de inspectie een grote fout. De toevallige samenstelling van een groep kan een enorme variatie geven ten opzichte van de landelijke verdeling. Om het simpel te zeggen: het landelijke IQ-getal is honderd. Het is zeer onwaarschijnlijk dat iedere basisschoolgroep 8 ook precies datzelfde gemiddelde IQ heeft. Zodra dat meer afwijkt dan de standaardafwijking is er geen eerlijke vergelijking meer mogelijk.

Representativiteit groep 8 voor de hele school

Om te proberen de scholen iets eerlijker te vergelijken past de inspectie de normen aan voor verschillende schoolpopulaties. De verwachtingen ten aanzien van de schoolpopulatie worden uitgedrukt in de zogenaamde onderwijsscore (van 20 tot 40), waarbij gekeken wordt naar de schoolpopulatie op basis van data waar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over beschikt (opleidingsniveau ouders, herkomst ouders, schuldsanering). Er is veel discussie geweest over de betrouwbaarheid van de onderwijsscore, omdat ook allerlei andere factoren een rol spelen bij de mogelijkheden van kinderen, maar dit zijn de enige indicatoren waar het CBS over beschikt en het is inderdaad bekend dat die factoren samenhangen met schoolprestaties van kinderen. Andere factoren worden niet meegenomen terwijl ze wel invloed hebben. Bijvoorbeeld gezinnen met schulden die niet in de sanering zitten worden door het CBS niet “gezien”. De verwachtingen van ouders, die een grote invloed hebben op de schoolprestaties, kunnen niet worden meegenomen, want de verwachtingen van ouders zitten niet in de data van het CBS. En zo zijn er meer factoren die schoolprestaties beïnvloeden.

Voor het bepalen van de score “kijkt” het CBS naar de gehele schoolpopulatie, van groep 1 t/m groep 8. De veronderstelling is dus hier dat de samenstelling van groep 8 een getrouwe afspiegeling is van de gehele schoolpopulatie, terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn.

Om de representativiteit van groep 8 als steekproef uit de schoolpopulatie enigszins te vergroten kiest de inspectie ervoor om het gemiddelde van drie jaar te nemen, maar het is maar de vraag of dat statistisch gezien een betrouwbaarder beeld oplevert.

Opbrengsten zijn bepalend voor voldoende of onvoldoende

Het opbrengstenmodel is de basis voor de beoordeling van de standaard “Onderwijsresultaten” (OR1 uit het Kwaliteitsgebied onderwijsresultaten van het waarderingskader). Dit is een normstandaard, wat wil zeggen dat hij voldoende moet zijn om een voldoende te krijgen op de totale waardering. Ook werkt de opbrengstenmeting als signaal in het risicogericht toezicht. De school wordt door de inspectie altijd aangesproken als de opbrengsten drie jaar achtereen onder de norm zijn. De druk op goede eindtoetsresultaten is dus groot en dus sturen besturen, schoolleidingen en IB’ers vaak op het bereiken van die “veilige” situatie. Door voldoende opbrengst op de eindtoets houd je de inspectie buiten de deur, krijg je geen lastige vragen van bestuurders, MR’en en raden van toezicht  en ga zo maar door. Geen wonder dus dat er vaak getraind wordt op de toets, want dat helpt! En daarmee is de cirkel rond: de rol van de eindtoets in het systeem is niet goed voor de onderwijskwaliteit en dus niet voor de kinderen.

Scroll to top